Marcus Tullius Cicero was a Roman philosopher, statesman, lawyer, political theorist, and Roman constitutionalist who lived during the first century BC. Considered as one of the great minds of ancient Rome, Cicero was also a gifted orator and gave many famous speeches during his political career. In this book you will find Cicero's treatises on oration including, "The Orator," "A Dialogue Concerning Oratorical Partitions," and "Treatise on the Best Style of Orators." These classic and enduring expositions on oration are at once useful for anyone trying to improve upon their own oratorical abilities and a revealing look at Cicero and oration during the time of ancient Rome.
Born 3 January 106 BC, Arpinum, Italy Died 7 December 43 BC (aged 63), Formia, Italy
Marcus Tullius Cicero was a Roman philosopher, statesman, lawyer, political theorist, and Roman constitutionalist. Cicero is widely considered one of Rome's greatest orators and prose stylists.
Note: All editions should have Marcus Tullius Cicero as primary author. Editions with another name on the cover should have that name added as secondary author.
"La materia son las palabras, y el tratamiento es la colocación de las mismas."
En su búsqueda de las cualidades que debería tener el orador perfecto, Cicerón ofrece pautas también útiles para la escritura de una prosa elegante pero natural.
De Oratore, of De Ideale Redenaar zoals de Nederlandse vertaling luidt, is een dialoog van de hand van Cicero tussen de twee grote redenaars Lucius Licinius Crassus en Marcus Antonius Orator.
Verspreid over drie gesprekken heeft zich een publiek van vijf leergierig mannen zich samengepakt in Crassus’ villa in Tusculum (te weten: Quintus Latutius Catulus, Gaius Julius Ceasar Strabo, Quintus Mucius Scaevola Augur, Gaius Aurelius Cotta en Publius Sulpicius Rufus) om naar Crassus’ (en in mindere mate Antonius’) ideeën over welsprekendheid te luisteren.
Hoewel Crassus onwelwillend is zich hier over uit te laten, laat hij zich op speelse wijze toch dwingen zijn inzichten te delen. Vanaf dat moment start het inhoudelijke deel van het boek.
Direct wordt duidelijk hoe groot de invloed van Cicero wel niet geweest is op het Renaissance-humanisme. De overdracht van het Sofistische ideaal lijkt via Cicero’s uitleg vrijwel letterlijk in de Renessaince te zijn beland onder de noemer uomo universale. Cicero beschreef de uomo universale echter met het concept de ideale redenaar: een persoon die niet alleen onderlegd is in alle kennisgebieden, van de vrije kunsten tot de leer van de deugden, maar zijn eruditie ook weet te combineren met de praktische waarde van de welsprekendheid.
Eruditie en welsprekendheid zijn dan ook onlosmakelijk verbonden volgens Cicero omdat kennis van wetenschap en deugden zonder praktische handvaten volgens hem onvruchtbaar is en welsprekendheid zonder deugdelijk besef erg gevaarlijk is.
Het is vandaar dat hij Socrates verfoeit, omdat die volgens Cicero aan de basis heeft gestaan van de splitsing van de twee vakgebieden.
Volgens Cicero heeft Socrates de theoretische kennis en de praktische beoefening ervan gescheiden en onderverdeeld in studies van de geest en de tong. In die tijd werd de praktijk gekenmerkt door kennis toe te passen in politieke of juridische processen, iets wat volgens Socrates een mindere puurheid bevatte dan de zuivere theoretische studie. Het is erg typisch voor een Romein als Cicero om vervolgens de zuivere theoretici uit Griekenland af te wijzen en een hoger ideaal beeld, met de nodige praktische invloed, na te streven uit.
Dit hogere ideaal beeld is desalniettemin gestoeld op de ideeën uit (pre-Socrates) Griekse tijden. In deze tijden waren de verschillende wetenschappen nog niet onderscheden, maar werden ze éénvormig beoefend onder de noemer filosofie. Kennis werd toen ook nog niet los gezien van welbespraaktheid, maar juist in samenzwang met het begrip filosofie versmolten.
Om de filosoof te duiden, gebruikt Cicero de volgende definitie:
“Zelfs van de filosoof, de enige die zo ongeveer alles to het eigen terrein van zijn wezen en wijsheid rekent, is toch wel een zekere definitie mogelijk: deze benaming komt toe aan degene die ernaar streeft om het ware wezen en de grondslagen van alle goddelijke en menselijke dingen te doorgronden en om het geheel van richtlijnen voor een zedelijk verantwoorde leefwijze te kennen en te bestuderen.”- Cicero, De Oratore, 1,212
Het vakgebied van de orator oversteeg echter de definitie van een filosoof, de orator werkt namelijk ook met de praktische handvaten van de kennis, als ook met de kunst van de spreken.
Zo moet een orator zijn redevoeringen af kunnen stemmen op zijn publiek om zijn doel te bereiken. Dit vereist kennis van de menselijke natuur die aan de grondslag ligt van welsprekendheid. De orator moet in staat zijn het publiek te beïnvloeden, sympathie op te wekken of te ontnemen, het publiek op te zwepen of te bedaren.
“Wie weet immers niet, dat de grootste kracht van de redenaar bestaat in het opwekken van woede, haat of ergernis bij de mensen of in het ombuigen van dezelfde gevoelens naar mildheid en medelijden? Alleen de man die grondig inzicht heeft in mensentypen, in heel de menselijke natuur en in de drijfveren, waardoor stemmingen worden aangewakkerd of omgebogen, zal met zijn woorden het beoogde effect te kunnen bereiken.” - Cicero, De Oratore, 1,53
Naast deze beginselen van welsprekendheid, blijf Cicero in het boek hameren op het belang van eruditie:
“In het geval van een redenaar echter wordt de scherpzinnigheid van dialectici, de denkkracht van filosofen, een welhaast dichterlijke taal, het geheugen van rechtsgeleerden, het stemgeluid van tragediespelers en de mimiek van de beste acteurs vereist. Daarom is onder de mensen niets zo moeilijk te vinden als een volmaakte redenaar.” Cicero, De Oratore, 1,128
In het restant van het boek gaat Cicero dieper in op de techniek van het spreken door zowel de structuur van de redevoering, de argumentatietopiek, als ook verschillende stilistische technieken te bespreken.
Deze delen van het boek zijn vooral interessant als je jezelf wilt verdiepen in het de retorica, hoewel je dan waarschijnlijk beter af bent met het lezen van Cicero’s Orator. De Orator is een boek dat zich meer toespitst op de filosofische achtergrond van wat een ideale redenaar nu precies is; wat hij dient te doen en wat hij dient te kunnen.
De delen waarin Cicero Crassus en Antonius laat vertellen over de technische delen van een redevoering, zijn erg gehaast en met opzet bondig gemaakt. Wanneer Crassus tegen het einde bijvoorbeeld over de stijlfiguren begint, resulteert dit in een opsomming zonder uitleg of voorbeelden die enkele pagina’s lang aanhoudt.
Wie echter de filosofische grondslag van de ideale redenaar wilt bestuderen, zal in dit boek veel voldoening vinden.
3,5⭐️. Le he quitado una estrella por los meros hechos de que este libro está escrito por Cicerón (que sigo holding a grudge against him) y va dirigido a Bruto (no hace falta especificar quién es). Por lo demás está bien y hay mucho latín. The issue es que ocurre al igual que con “Poéticas” de Aristóteles: muchas referencias clásicas griegas que desconozco.
En este escrito a Bruto, Cicerón se propone determinar si existe un orador perfecto. Primero señala que sin filosofía no hay elocuencia porque el conocimiento y la sabiduría permiten hablar de las cosas. Siguiendo a Platón, dice que se puede encontrar el modelo de la elocuencia y al orador perfecto en el ámbito de las ideas y no necesariamente en un ejemplo de la realidad.
Distingue tres estilos de oradores (los que hablan de forma grandilocuente y ornamentada, los que buscan la claridad y la sutileza, y los que fluctúan entre ambos polos). Pondera sobre el recto y solemne estilo de los áticos y alaba especialmente a Demóstenes, que entre ellos era también capaz de hablar con sencillez.
El orador debe considerar tres cosas: lo que dice, cuándo y cómo lo dice. Lo primero no depende de la elocuencia sino de la prudencia. En lo segundo, debe intentar siempre que pueda no reducir la controversia a personas y tiempos particulares sino hablar de lo general, porque a través de lo general se prueba lo particular. En ambos aspectos debe usar juicio y discreción para determinar qué es esencial decir y qué debe podar de su discurso. La tercera cosa (cómo lo dice) es la que requiere más arte.
El modo de decir las cosas estriba en la acción y la elocución. La acción es la elocuencia del cuerpo, las inflexiones de la voz. Cicerón afirma que el orador debe adaptar su voz al contenido de lo que dice ("con tono espantado y misterioso las cosas atroces, con voz blanda y suave las sencillas, con dignidad y reposo las graves, y en humilde y quejumbroso estilo las dolorosas"). También da consejos respecto a los ejercicios de voz, la postura, la distancia con los oyentes y la expresión facial.
Distingue el discurso de los oradores del de los filósofos (sosegado, que busca enseñar y no sorprender), de los sofistas (que ornamentan como el orador pero que no buscan perturbar los ánimos sino entretener), de los historiadores (cuyo estilo es corriente y fluido, no vigoroso y encendido) y de los poetas (que si bien juzgan y eligen las palabras como oradores, tienen más libertad para formarlas y componerlas y tienden más a deleitar). Lo que distingue a los oradores de todos los demás es la elocuencia.
Es elocuente quien, en el discurso forense y en las causas civiles, pruebe, deleite y convenza. Probar es necesario, deleitar es útil y en convencer radica la victoria final. Cada uno de estos tres aspectos puede decirse de distinto modo (probar sutilmente, deleitar templadamente, persuadir vehementemente). Debe guiarse el orador por el decorum, o cualidad de saber elegir el modo de decir más adecuado a las circunstancias.
Pero para que un orador sea perfecto no debe quedarse solo con el arte del buen decir, sino también con la ciencia de los dialécticos o arte de la disputa, y con todas las ramas de la filosofía. Debe comprender relaciones de causa y efecto, de consecuencia, de contrariedad; distinguir lo verdadero de lo falso, comenzar estableciendo definiciones de la materia tratada, etc. Pero al mismo tiempo debe hablar de estas cosas no de forma seca y breve como en las disputas filosóficas sino más adornada y elocuente, y acomodada al juicio común y la inteligencia popular.
El orador debe saber de historia, de derecho civil, de religión, de física, debe ignorar lo menos posible para dominar la materia del discurso y no solo el estilo y modo de decir.
Habla también de la composición de las palabras y el modo de contar y medir las sílabas, de los géneros ético y patético, de armonía y oído, entre otras cosas.
Cicerón escribe una carta a Bruto para enseñarle cómo es su prototipo de orador perfecto. Expone que debe dominar todos los estilos y los tonos deben estar referidos a un público y tema adecuados, así como manejar todos los campos de conocimiento posibles para estar preparado. Mediante ejemplos de oradores clásicos y modelando frases latinas que permiten un uso más adecuado, Cicerón redacta de una manera algo desordenada pero coherente su ideal de experto en Retórica.
Cicero’s De Ideale Redenaar is niet alleen een gids voor wie de kunst van het spreken wil beheersen, maar ook een diepgaand filosofisch werk over de essentie van communicatie, kennis en ethiek.
In dialoogvorm bespreekt Cicero wat een redenaar werkelijk “ideaal” maakt: niet alleen technische retorische vaardigheden, maar ook een brede intellectuele bagage en morele integriteit. Het boek zit vol tijdloze inzichten over overtuigingskracht en leiderschap, relevant voor zowel politiek als dagelijks leven.
Hoewel de klassieke stijl en historische referenties enige achtergrondkennis vereisen, is de beloning groot: Cicero leert je niet alleen hoe je woorden kunt gebruiken, maar ook hoe je ideeën en emoties kunt sturen. Een absolute aanrader voor wie de kracht van taal wil begrijpen!
Man wünscht sich, die deutsche Sprache so beherrschen zu können wie Cicero die lateinische... Oder die Lateinische wenigstens gut genug um die rhythmischen Feinheiten zu verstehen.
It's enjoyable to read, but feels rather repetitive and there are many references to current figures of his time. The book provides both theoretical and practical knowledge on the subject of public speaking.
On jotenkin hämmentävää tarttua 2000 vuotta vanhaan kirjaan. Onhan sitä monesti lukenut kirjoja, joiden tekijät ovat kuolleet jo aikapäiviä sitten, mutta silti. Se, että kirjoittaja on kuollut sata vuotta sitten on yksi juttu; se että hän on kuollut ennen ajanlaskun alkua on toinen. Ja erityisen oudolta tuntuu, kun kirja on ihan ymmärrettävä, jopa nautittava.
Kreikkalais-roomalainen kulttuuri oli omituisen moderni. Olen lukenut sumerien ja babylonialaisten kirjoituksia, mutta ne ovat ihan vieraita kulttuureita. Gilgameshiä pystyy lukemaan, mutta sen logiikka on monesti aika outoa: kuin lukisi jonkun unipäiväkirjaa. Asioita vain... tapahtuu, ilman kunnollista draaman kaarta. Sama juttu Vanhassa testamentissa, joitain poikkeuksia lukuunottamatta (esim. Esterin kirja).
Mutta Platonin tekstit ovat hyvää stuffia. Sofokleen tragedioita lukee ilokseen. Ja Ciceron puhujanopas tuntuu sekin ihan lukemisen arvoiselta. Äkisti ollaankin ajatusmaailmassa, joka tuntuu ihan selkeältä.
Eikä kyse ole vain siitä, että ollaan menty ajassa eteenpäin. Kirkkoisä Augustinus eli 400-luvulla, mutta hänen juttujaan on paljon hankalampi ymmärtää näin nykylukijan silmin. Keskiaikainen ajatusmaailma oli selvästi kauempana nykyisestä kuin roomalais-kreikkalainen ajatusmaailma.
Ciceron tässä kirjassa on kyse hyvästä puhujasta. Vaikka yllä ylistin kirjan luettavuutta, on paikallaan mainita, ettei tämä ole mitenkään hirveän hyvä kirja. Monissa kohdissa se jaarittelee eikä oikein etene mihinkään - ja sitten se harppoo tosi nopeasti seuraavan aiheen läpi. Tästä huolimatta pidin kirjasta, enemmän tai vähemmän: toisaalta se on kiinnostavaa historiallisesta näkökulmasta, toisaalta ihan aiheensa puolesta.
Roomalaiset olivat kiinnostuneita puhetaidosta, koska heidän oikeusjärjestelmänsä perustui pitkälti puheisiin. Jos joku oli syytettynä rikoksesta tai jos kahdella ihmisillä oli kiista, jota nykyisin kutsuisimme siviilioikeudelliseksi, haettiin oikeutta Forumilta. Siellä oli kansankokous, joka päätti syyllisyydestä. Molemmat puolet värväsivät puolelleen puhujan, joka yritti taivutella väkijoukon puolelleen, jotta saisi mieluisan tuomion. Siksi Cicerokin ajattelee, että puhetaitoa tarvitsee ennen kaikkea oikeustapauksissa. Samat ohjeet pätevät kuitenkin myös esim. poliitikoille.
Mitä Cicero sitten opettaa puhetaidosta?
Cicero huomauttaa aivan oikein, että puhujaa arvostellaan aina hänen huonoimman puheensa perusteella. "Jos näyttelijä tekee kerran väärin jonkun eleen, hänestä ei heti ajatella, ettei hän osaa elehtiä, kun taas puhuja, jonka puheessa on ollut jotain huomautettavaa, saa hidasjärkisen maineen pitkäksi aikaa, ellei suorastaan ikuisiksi ajoiksi."
Kirjassa ei pahemmin anneta puhetaidon teoriaa. Cicero sanoo, että puhujaksi opitaan kahdella tavalla: ottamalla mallia hyvistä puhujista ja - kirjoittamalla. Huolellinen kirjoittaminen opettaa jäsentämään ajatuksia.
Joitain oppeja Cicero silti antaa. Todistelu, taivuttelu ja tunteisiin vaikuttaminen ovat puhujan tärkeimpiä työkaluja. Hän esittää todisteet, jotka tukevat hänen kantaansa; hän taivuttaa kuulijat omalle kannalleen ja samalla kiihdyttää yleisön oikeaan tunnetilaan.. Hän myös puhuu eri tavalla näissä vaiheissa. Esitellessään todisteita hän haluaa vaikuttaa terävä-älyiseltä. Taivuttelu vaatii sävyisyyttä. Tunnetilan synnyttäminen taas vaatii ponnekkuutta ja sitä, että puhuja liikuttuu itsekin puhuessaan. Hyvässä puheessa perustila on levollinen, mutta siihen yhdistyy aika ajoin vakavuutta, kiihkeyttä ja tunteen paloa.
Cicero korostaa tunnetilan merkitystä. Puhujan tulee ennen kaikkea iskeä kuulijoiden tunteisiin, niin voitto on varma. Ihmiset eivät arvioi niinkään tosiasioita kuin tunteen pohjalta. Puhuja ei siksi saa kuulostaa liian teoreettiselta, vaan hänen täytyy sovittaa sanansa yleisön korvien mukaan. Timo Soini varmasti nyökyttelisi tässä kohdassa, ja seuraava lausahdus on suorastaan soinismi: "[Puhujan argumentteja] ei punnitakaan millään kultasepän pikkuvaa'alla vaan ikään kuin ronskilla torivaa'alla." Soinismit eli sutkautukset ovat hyödyllisiä: "Mikään ei ole helpompaa kuin johdatella kansanjoukko pois pahantuulisuudesta ja usein katkeruudestakin osuvasti, napakasti, älykkäästi ja humoristisesti lausutulla sutkautuksella". Kirjan nimi on Puhujasta, mutta se voisi olla yhtä hyvin Populistista.
Suuri osa kirjasta kuluu keskusteluun yleissivistyksen merkityksestä. Puhujasta etenee dialogimuodossa. Toinen päähenkilöistä on vahvasti sitä mieltä, että hyvällä puhujalla on oltava valtava yleissivistys, tai muuten hänen puheensa on onttoa. Toinen ei pidä yleissivistystä yhtä tärkeänä, vaan pelkkä puhetaito riittää. Ensimmäinen näkemys on selvästi Ciceron oma mielipide, koska kirjan edetessä se alkaa tulla keskustelun lopputulokseksi.
Cicero ei kannata erikoistumista tai pitkiä opintoja yhden aiheen parissa: "[E]llei ihminen pysty oppimaan jotain nopeasti, hän ei pysty koskaan oppimaan sitä kunnolla". Cicero uskoo selvästi 80/20-sääntöön (80% ajasta kuluu viimeisen 20% kanssa säätämiseen; vastaavasti 20% ajassa voidaan saavuttaa 80% lopputuloksesta) ja kehoittaa hankkimaan kaikista aiheista riittävästi tietoa (80%?), jotta saisi laajan määrän tietoa, jota voi soveltaa käytäntöön. Ja käytäntö on se tärkeä asia. Hän pilkkaa kreikkalaisia akateemikkoja, jotka jäävät tutkimaan yhtä ainoaa asiaa "laiskanpulskean mielihyvän vallassa".
Sanoin yllä, että roomalaiset vaikuttavat ajatusmaailmaltaan ymmärrettäviltä, jopa hämmästyttävän samanlaisilta kuin nykyihmiset, mutta tämä on osin illuusiota. Eroja löytyy kyllä. Räikein ero näkyi osiossa, jossa puhuttiin huumorin käytöstä. Huumorilla nimittäin tarkoitetaan tässä kirjassa (kuten käytännössä kaikkialla ennen 1800-lukua tai niillä main) pilkkaamista - eikä mitään muuta. Sanaleikit mainitaan erikseen, mutta niitä ei pidetä huumorin muotona. Tiesin jo ennestään, että ennen vanhaan huumorintaju oli erilainen kuin nykyisin, mutta sen näkeminen suoraan silmien edessä on silti hämmentävää.
Toinen kiinnostava ero liittyy lahjakkuuteen suhtautumisessa. Kirjassa melko alussa jo todetaan ykskantaan, että hyväksi puhujaksi tuleminen vaatii luotaista lahjakkuutta, ja jos tätä ei ole, niin se siitä sitten. Nykyisin kukaan ei kirjoittaisi noin. Lahjakkuuden eroihin suhtaudutaan täysin ilmiselvänä asiana. Tästä syntyy aikamoinen ero nykyajatteluun verrattuna, kun Cicero kuvaa ylistyspuheiden sisältöä: "Siedän kyllä tyynin mielin sen, että minut voitetaan asioissa, jotka luonto tai kohtalo on suonut ihmiselle. Sitä sen sijaan en siedä, että minut voitetaan ominaisuuksissa, jotka ihminen pystyy itse hankkimaan itselleen. Jos jotakuta on kehuttava, kehuja kyllä ymmärtää, että on tuotava esiin kohtalon suomia lahjoja. Näitä ovat esimerkiksi syntyperä, rikkaus, sukulaiset, ystävät, vaikutusvalta, terveys, ulkomuoto, voimat, äly tai muut joko ruumiilliset tai ulkonaiset seikat."
Kaiken kaikkiaan ihan kiinnostava kirja, joka kuitenkin jaarittelee ihan liikaa ollakseen oikeasti hyvä.
Es muy interesante para cualquier persona que le de importancia a la oratoria. Cómo estudiante de derecho estoy incluído entre ellas y me ha parecido enriquecedor. La última parte del tratado, dedicada a la prosa rítmica, me ha llamado menos la atención, sin embargo, la obra como un todo ha Sido muy buena :)
Breve, no está mal pero es algo repetitivo y la mayoría de temas ya están tratados en el resto de la oratoria. Es interesante. Se centra en que un orador debe ser culto y tener formación, critica a los neoaticistas y defiende a Demóstenes, se centra en la elocutio como fase crucial para un buen orador que debe dominar los distintos estilos y saber cuando utilizar cada uno. (3,5-3,75 estrellas)
Prachtige uiteenzetting om een ideale redenaar te worden. Van de manier waarop je hoort te spreken tot de onderwerpen waarover je spreekt en onderwerpen waar je ten alle tijden van weerhoudt. Inspirerend boek, mede als je van nature al een denker bent en geïnteresseerd bent in zelfontwikkeling.
Me gusta la edición bilingüe latín/español con aparato crítico por Antonio Tovar y Aurelio R. Bujaldón. Una edición crítica muy cuidada con una introducción y bibliografía, al principio y, al final, notas adicionales explicativas y un índice de nombres propios.